Klik hier voor een automatische vertaling van onderstaande tekst.
Europees Parlement steunt lokale leiders wat hun prioriteiten ten aanzien van regionale ontwikkeling betreft  
De regels die zijn goedgekeurd voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds 2021-27 sluiten grotendeels aan bij de voorstellen van het Europees Comité van de Regio's.

Volledig in overeenstemming met de voorstellen die het Europees Comité van de Regio's afgelopen december heeft goedgekeurd, kan het standpunt van het Europees Parlement m.b.t. de regels voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) 2021-2027, als volgt worden samengevat: meer nadruk op duurzame stedelijke ontwikkeling en tegelijkertijd meer aandacht voor de kloof tussen stad en platteland; regionale drempelwaarden om de middelen te concentreren op de belangrijkste prioriteiten in plaats van thematische concentratie op nationaal niveau; ruimere flexibiliteit van de EU-begrotingsregels om meer investeringen voor groei mogelijk te maken; en betere coördinatie met andere EU-beleidsmaatregelen en investeringsinstrumenten.

Het Europees Comité van de Regio's is ingenomen met de stemming in de plenaire vergadering van het Europees Parlement van 27 maart over de EFRO- en CF-verordening. Samen vormen deze fondsen de krachtigste investeringsinstrumenten in de EU-begroting. De grote convergentie tussen de prioriteiten van de Europese regio's en steden en het uiteindelijke standpunt van het Europees Parlement is het resultaat van de vruchtbare dialoog en samenwerking tussen de CvdR-rapporteur, Michiel Rijsberman (NL/ALDE), en de EP-rapporteur en vicevoorzitter van EP-Commissie REGI, Andrea Cozzolino .

Net als het CvdR is het EP voorstander van concentratie van middelen op strategische beleidsdoelstellingen en verwerpt het het voorstel van de Commissie om nationale en geen regionale drempelwaarden vast te stellen. Een centraal toewijzingsmechanisme druist in tegen de plaatsgebonden aanpak en het beginsel van multilevel governance van het cohesiebeleid. "Dankzij de steun van het Parlement voor regionale concentratie komt het zwaartepunt volledig te liggen waar het thuishoort, nl. zo dicht mogelijk bij de burger" , aldus de CvdR-rapporteur na de stemming.

In overeenstemming met het CvdR pleiten de leden van het Europees Parlement voor een sterke complementariteit tussen het EFRO en het ESF+ met het oog op de uitvoering van geïntegreerde initiatieven op lokaal niveau (geïntegreerde territoriale investeringen en door de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsinitiatieven).

De oproep van het CvdR om 6 % van de EFRO-middelen op nationaal niveau aan duurzame stedelijke ontwikkeling te besteden, wordt gedeeld en zelfs versterkt door het EP, dat aandringt op een minimumdrempel van 10 %. Tegelijkertijd stelt het EP voor om minimaal 5 % van de nationale middelen te bestemmen voor lokale overheden die door Eurostat zijn ingedeeld als "NUTS III-gebieden" met een moeilijke toegang tot basisdiensten, meestal in perifere en plattelandsgebieden.

Zowel het Parlement als het CvdR stellen voor om in de gebieden die voor EFRO-steun in aanmerking komen, ook gebieden op te nemen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische nadelen, zoals een vergrijzende bevolking en een gemiddelde jaarlijkse bevolkingsafname. Beide instellingen zouden graag zien dat het EFRO gebruikt kan worden om steden en regio's te helpen de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling lokaal invulling te geven.

Het Parlement pleit ervoor dat de lidstaten in het kader van het stabiliteits- en groeipact in naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen verzoeken om een grotere mate van flexibiliteit voor overheidsuitgaven die nodig zijn voor de medefinanciering van door het EFRO en het CF gesteunde investeringen; het neemt hiermee een reeds eerder geformuleerd verzoek van het CvdR over. Bij de vaststelling van de begrotingsaanpassing onder het preventieve of het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact zal de Commissie dit verzoek zorgvuldig moeten beoordelen op een wijze die het strategische belang van de door het EFRO en het CF medegefinancierde investeringen weerspiegelt.

Het standpunt van het EP komt ook neer op een wijziging van het Commissievoorstel door de invoering van nieuwe elementen, zoals de mogelijkheid om EFRO-middelen te gebruiken voor de aankoop van rollend materieel, voor de financiering van innovatieve afvalverwerkingsinstallaties, voor investeringen in weerbaarheid tegen natuurrampen en voor de stabilisatie van gevaarlijke stortplaatsen.

Ook worden er belangrijke wijzigingen voorgesteld wat betreft de overdracht van EFRO- of CF-middelen naar andere EU-instrumenten. Het EP wil dat de facultatieve overdracht van 5 % van de EFRO- of CF-middelen naar het InvestEU-instrument, alsook de overdracht van nog eens 5 % van de EFRO-toewijzing naar EU-programma's die rechtstreeks door de Commissie worden beheerd, met de regio's en steden worden overeengekomen en aan specifieke lokale behoeften beantwoorden.

Contact:

Pierluigi Boda (CvdR)

Tel. +32 22822461

Gsm +32 473 851743

pierluigi.boda@cor.europa.eu

Delen :