De EU zou 500 miljoen euro moeten vrijmaken voor samenwerking met steden en regio's van buiten de EU om haar externe beleid consequenter en samenhangender te maken.
De Europese Unie zou 500 miljoen euro moeten uittrekken voor de samenwerking na 2021 met steden en regio's van over de hele wereld. Dat zegt het Europees Comité van de Regio's in een reeks op 6 december goedgekeurde aanbevelingen waarin ervoor gepleit wordt om in het externe EU-beleid volwaardiger en uitdrukkelijker aandacht te besteden aan lokale en regionale autoriteiten.
In het advies van de EU-assemblee van lokale en regionale besturen wordt er met name op gewezen dat er nauwer moet worden samengewerkt met steden en regio's, omdat twee derde van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (SDG's) maatregelen van lokale en regionale overheden vereisen. Een van de doelstellingen is specifiek om steden en dorpen "inclusief, veilig, weerbaar en duurzaam" te maken.
D e rapporteur voor de voorgestelde begroting voor het externe optreden van de EU – Hans Janssen (NL/EVP), burgemeester van Oisterwijk – zei: "Verwezenlijking van de SDG's vereist optreden van steden en regio's. Voor het welslagen van het Oostelijk Partnerschap van de EU is het zaak dat er met regio's en steden in bijv. Oekraïne en Georgië wordt samengewerkt. Willen we de banden met de zuidelijke buurlanden van de EU aanhalen, dan moet er verder worden gekeken dan alleen naar de nationale hoofdsteden. Simpel gezegd komt het erop neer dat lokaal optreden kan helpen om hervormingen lokaal te verankeren. Samenwerking met lokale en regionale overheden moet dan ook als een rode draad door zowel de begroting als het beleid van de EU vormen. De EU stelt terecht voor om voor de periode 2021-2027 financiële middelen uit te trekken voor maatschappelijke organisaties, maar zou ook 500 miljoen euro moeten reserveren voor lokale en regionale overheden, die zouden moeten fungeren als partners van zowel het maatschappelijk middenveld als de centrale regering."
Verder zei de rapporteur: "De EU streeft naar een consistent, samenhangend en flexibel buitenlands beleid. Gaandeweg leert ze dat samenwerking met steden en regio's de consistentie, samenhang en flexibiliteit ten goede kan komen. De begrotingsvoorstellen van de Commissie zijn in sommige opzichten echter een stap achteruit, want de rol van subnationale overheden wordt er minder expliciet in erkend dan in de ontwerpvoorstellen. De steun voor steden en regio's wordt niet gedetailleerd genoeg omschreven, en de nadruk op de geografische spreiding van de uitgaven brengt in algemene zin het risico met zich mee dat de focus van de EU op nationale regeringen wordt versterkt. Naar onze mening zorgen onze voorstellen ervoor dat de begrotingsvoorstellen beter aansluiten bij de door de EU zelf vastgestelde Europese consensus inzake ontwikkeling."
De heer Janssen benadrukte ook dat het belangrijk is om steden en regio's van de EU ertoe aan te moedigen internationale partnerschappen op te zetten of uit te breiden. "Het is al langer een traditie dat Europese steden en regio's partners vinden in andere landen", aldus Janssen. "Jumelages hebben in sociaal en praktisch opzicht een belangrijke rol gespeeld bij het naoorlogse herstel van Europa, en overal in Europa zijn er lokale en regionale autoriteiten die al tientallen jaren samenwerken met partners in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Het CvdR zelf laat zien dat we door het bundelen van onze expertise een zinvolle praktische en politieke bijdrage kunnen leveren aan de stabilisering van Libië . De eerste resultaten van een soortgelijk proefproject in Oekraïne zijn ook veelbelovend. En bovenal mogen we in het kader van de huidige klimaatbesprekingen in Katowice niet vergeten dat het in Europa gecreëerde Burgemeestersconvenant nu een wereldwijd netwerk vormt waarmee de hoop wordt gevoed dat een rampzalige verandering van het klimaat kan worden voorkomen."
Het CvdR en de Europese Commissie zullen op 4 en 5 februari 2019 steden en regio's uit Europa, Afrika, Latijns-Amerika en Azië samenbrengen die zich al met internationale ontwikkelingssamenwerking bezighouden. Dit gebeurt in het kader van de zesde tweejaarlijkse bijeenkomst van het forum "Regio's en steden voor ontwikkelingssamenwerking".
In zijn advies toont het CvdR zich ingenomen met de plannen van de EU om in 2021-27 meer uit te geven aan extern beleid en met de extra flexibiliteit in haar bilaterale, meerlanden- en grensoverschrijdende programmering, en onderstreept het dat het nieuwe EU-instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) moet blijven bijdragen tot de verwezenlijking van de al geruime tijd bestaande EU-doelstellingen voor ontwikkeling op lange termijn. In de aanbevelingen wordt de nadruk gelegd op bestaande netwerken, platforms en allianties en bestaande EU-instrumenten – zoals jumelages, het instrument voor technische bijstand en informatie-uitwisseling (TAIEX) en de steun voor verbetering van bestuur en beheer (SIGMA) – die doeltreffender zouden kunnen worden gebruikt om samenwerking met steden en regio's te bevorderen. Volgens het CvdR zouden regio's en steden ook een nuttige bijdrage kunnen leveren tot internationale uitdagingen zoals gendergelijkheid en het Mondiaal pact inzake migratie van de VN.
De meeste aanbevelingen betreffen het NDICI, dat tot stand zou moeten komen door zeven bestaande instrumenten samen te voegen en dat het leeuwendeel van de middelen zou moeten bevatten die de EU buiten de EU uitgeeft. Het CvdR verwijst echter ook naar een andere begrotingslijn, nl. het instrument voor pretoetredingssteun dat voor toekomstige lidstaten van de EU beschikbaar is, en stelt de specifieke doelstellingen van dit instrument op prijs: "versterking van de effectiviteit van het openbaar bestuur, ondersteuning van structurele hervormingen en goed bestuur op alle niveaus, evenals steun voor de territoriale en grensoverschrijdende samenwerking". In een apart advies dat op 6 december is goedgekeurd, geeft het CvdR aan hoe de EU de vooruitgang op lokaal en regionaal niveau in de Westelijke Balkan kan aanmoedigen.
Contactpersoon:
Andrew Gardner
Tel. +32 473 843 981
andrew.gardner@cor.europa.eu